
Joannes Toth (1931)
Huur: €75 per maand (incl. stok en kist)
Borg: €200,-
Bouwer:
Joannes Toth
Deze bouwer wordt ook wel de Hongaarse Stradivari genoemd. En niet zonder reden. De bouw en afwerking doet een beetje denken aan zijn illustere voorganger, maar Joannes heeft ook nieuwe elementen in de bouw toegevoegd om daarmee de klank zoeter en meer persoonlijk te maken. Ik heb veel op deze viool gespeeld, ook bij CD-opnamen, en de viool heeft me nooit in de steek gelaten. Wie dan ook de nieuwe eigenaar of eigenares gaat worden, dit instrument zal veel geven aan de speler! Er is een taxatiebewijs beschikbaar voor wie deze viool zou willen kopen. De waarde is door Medea Amsterdam voor verzekering vastgesteld op 7000 euro.
Geschikt voor:
Bouwjaar:
Toonbeschrijving:
Professional
1931
De viool heeft, om het in koksjargon te zeggen, een "kruidig" geluid, eerlijk en betrouwbaar. Veel warmte op de G-snaar. Zonder enige twijfel een all-round instrument voor op het podium of daarbuiten. Geschikt voor elke muziekstijl. De viool vraagt wel een specifiek soort speler die eruit kan halen wat erinzit. Juist vanwege de vele klankmogelijkheden die deze viool heeft.
Interesse in deze viool? Neem dan contact met mij op zodat we samen een afspraak kunnen maken.
Specificaties
Lak en kleur:
Warm bruine lak op amber ondergrond, olie lak met vooral op het bovenblad prachtige craquelure. de viool vertoont gebruikssporen en is in het verleden een paar keer open geweest voor onder andere een reparatie onder de kam. Alles is professioneel gerepareerd en vakkundig geretoucheerd.
Interessante details:
De "oren" van de krul steken verder uit dan bij andere violen. De F-gaten zijn wat dichter bij de rand gepositioneerd dan je normaal ziet. Het bovenblad van de viool heeft een flinke welving, vooral in het midden. De lak ziet er prachtig uit, een zeer aantrekkelijke viool om in je handen te hebben!
Lengte afmetingen in millimeter:
Klankkast
354
Bovenste deel bovenblad
165
Taille bovenblad
114
Onderste deel bovenblad
206
Label:
Joannes Toth fecit propria manu budapestini Op. 119 Anno 1931.
"Quamquam novus sum, dulcius famen cano quolibet antiquo Stradiuario"
(Vertaling: hoewel ik nieuw ben, zing ik met een zoetere toon dan een antieke Stradivari)
